Stijlen: Noord en Zuid

In het bergachtige gebied van Noord-China waren de stijlen meer gericht op het gebruik van beentechnieken. Dit had te maken met het dagelijkse leven van de plaatselijke inwoners. Het gebied bracht namelijk een sterke fysieke ontwikkeling van de benen met zich mee.
In het Zuiden, waar de inwoners meer op de rijstvelden dagelijks met hun handen werkten, lag de nadruk van de technieken op de handbewegingen en het bovenlichaam. Momenteel is dit onderscheid minder en treft men vaak een combinatie aan van beide stijlrichtingen.

Kung Fu beoefening is nauw verbonden met de natuur. Vooral het dierenrijk is een belangrijke inspiratiebron geweest in de verdere ontwikkeling van de Kung Fu houdingen en bewegingspatronen. De vijf voornaamste dierstijlen zijn:

  • Tijger (Hǔ )
  • Kraanvogel (Hè 鹤)
  • Slang (Shé )
  • Panter (Bào )
  • Draak (Lóng )

Maar ook de insecten werden nauwlettend gevolgd. Eén van de bekendste stijlen is de Bidsprinkhaan (Tang Lang). Naast deze dierstijlen kennen ook andere Kung Fu stijlen hun oorsprong. Voorbeelden hiervan zijn de Dronkemanstijl en de Bloesemstijl.